Logo Bijbelvers.net

Jeremía 38:4



Statenvertaling
Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch dezen man gedood worden; want aldus maakt hij de handen der krijgslieden, die in deze stad zijn overgebleven, en de handen des gansen volks slap, alzulke woorden tot hen sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes volks niet, maar het kwaad.

Herziene Statenvertaling*
Toen zeiden de vorsten tegen de koning: Laat deze man toch ter dood gebracht worden, want zo ontmoedigt hij de strijdbare mannen die in deze stad zijn overgebleven, en ontmoedigt hij heel het volk door zulke woorden tot hen te spreken. Deze man zoekt immers niet het welzijn voor dit volk, maar het onheil.

Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Nog niet beschikbaar

King James Version + Strongnumbers
Therefore the princes H8269 said H559 unto H413 the king, H4428 We beseech thee, H4994 let ( H853 ) this H2088 man H376 be put to death: H4191 for H3588 thus H5921 - H3651 he H1931 weakeneth H7503 ( H853 ) the hands H3027 of the men H376 of war H4421 that remain H7604 in this H2063 city, H5892 and the hands H3027 of all H3605 the people, H5971 in speaking H1696 such H428 words H1697 unto H413 them: for H3588 this H2088 man H376 seeketh H1875 not H369 the welfare H7965 of this H2088 people, H5971 but H3588 - H518 the hurt. H7451

Updated King James Version
Therefore the princes said unto the king, We plead to you, let this man be put to death: for thus he weakens the hands of the men of war that remain in this city, and the hands of all the people, in speaking such words unto them: for this man seeks not the welfare of this people, but the hurt.

Gerelateerde verzen
Jeremía 29:7 | Micha 3:1 - Micha 3:3 | Jeremía 26:21 - Jeremía 26:23 | Johannes 11:46 - Johannes 11:50 | Handelingen 17:6 | Jeremía 36:12 - Jeremía 36:16 | 1 Koningen 18:17 - 1 Koningen 18:18 | Amos 7:10 | Ezra 4:12 | Zefánja 3:1 - Zefánja 3:3 | 1 Koningen 21:20 | Handelingen 16:20 | Nehémia 6:9 | Handelingen 24:5 | Jeremía 26:11 | Éxodus 5:4 | Lukas 23:2 | Handelingen 28:22 | Ezechiël 22:27 | 2 Kronieken 24:21